maandag 4 april 2011

Brief aan mijn Lief

En hier zit ik dan, scheef op mijn stoel wat mijn leraar niet aanstaat, zittend op mijn been, één hand in mijn haar om ze niet voor mijn gezicht te laten vallen, te schrijven over dingen als sleur die ik ooit zelf in mijn leven heb toegelaten, maar waarvan ik (kansloos) af probeer te komen. Op sommige dagen vraag ik me wel af waarmee ik bezig ben, maar sleur betekent automatisme, en wie ben jij om dat te doorbreken? Ergens hoop ik het wel, dat je mijn jaren van sleur laat verjaren, maar let's face it: wie ben ik om op jou te hopen?

Zo gingen mijn dagen in januari voorbij met af en toe eens een afspraakje (wat die sleur wel enigszins doorbrak) en wakker liggen in de nacht. De nacht was om te beseffen dat ik voor je aan het vallen was, en 'zou hij wel of zou hij niet?' Nee, mij niet. Ik heb mezelf nooit een meisje gevonden om voor te vallen, laat staan om een relatie mee te beginnen.

Aan 'eerste keren' hecht ik normaal niet veel waarde, maar onze eerste kus die je mij gaf omdat ik met mijn overtuiging vooraf, maar verlegenheid wanneer een moment aanbreekt, uiteraard de stap niet durfde te zetten, was werkelijk ongelofelijk. De hand heel even snel op mijn been toen ik naast je zat in de auto die ons naar het station bracht van waaruit de trein zou vertrekken die me weer naar huis zou brengen en ver weg van jou, ach, wat zal ik er over zeggen? Ik heb iets met handen op benen. Ik had iets met jou.

Je hebt me in die tijd ongelofelijk veel onrust gebracht, onrust die slechter klinkt dan het was, want eindelijk, éindelijk voelde ik dat gevoel waarnaar ik al zo lang verlangde. Die behoefte aan genegenheid, liefde, een arm; simpel klinkende dingen die in de praktijk zo onmogelijk lijken maar zo realistisch waren ineens met jou.

En hier lig ik dan, in mijn bed met mijn laptop op schoot, hartstikke moe, na een lange dag en een heerlijk gesprek met je aan de telefoon. Je weet niet hoe fijn ik het vind om met je te bellen en hoe normaal, gewoon, het al lijkt voor me. Het is gewoon zo: ik bel je 's avonds. Zo fijn is dat. Nu lig ik hier te schrijven over hoe hopeloos het voor me was maar over hoe je nu officieel de mijne bent.
Hier lig ik je dan te schrijven over hoe ongelofelijk gek ik op je ben en over hoe ik bij de douglas was en je geurtje rook en dat op een staafje spoot wat nu naast me in bed ligt. Ik ruik je.

We hebben nog niet veel verhalen samen waarover ik kan schrijven. Over de plannen zou ik kunnen schrijven, maar ik heb inmiddels wel door dat het veel leuker is de dingen niet exact te gaan plannen, maar ze gewoon op me af te laten komen. Je kunt van dingen zo veel meer genieten als ze er zomaar ineens zijn.

Daarom schrijf ik je nu, om kwart voor twaalf op donderdagavond, dat ik aan je denk. Dat ik ongelofelijk veel aan je denk, nu en vannacht, morgen onder je toets scheikunde en daarna, zaterdag onder het werk en daarna in de trein naar jou toe. Daarom schrijf ik je nu om je te bedanken voor de rust, de onrust, het genieten, de liefde, de vlinders, het verlangen, de vrolijkheid, de glimlach constant en het vertrouwen dat je me gegeven hebt en geeft en geeft en geeft.

Ik hou van je. Ondanks je slechte muzieksmaak (deels) en ondanks je typische mannelijke (soms ergerlijke) eigenschappen; ik hou van je. Want je bent zo leuk en wij zijn zo fijn en je bent mijn lief. Mijn lief die het zo fijn vond wanneer ik hem voor het eerst zo noemde aan de telefoon. En naast dat het ongelofelijk fijn en tof is om te zeggen dat je mijn vriend bent, om dagelijks meer een feit te worden met je in mijn omgeving, naast al dat vind ik het ook gewoon simpelweg fijn hoe ik ben met jou. Want jij maakt dat ik zijn zoals ik wil en moet zijn. Jij maakt dat het kan.

Ik hou van je.
En omdat je het zo leuk vindt;

Liefs,
je vriendinnetje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten